Interview

Olivier Truc


Interview vriendelijk ter beschikking gesteld door Filip Troch (Stripweb.be)

Een interview met journalist/auteur Olivier Truc

Met De laatste Lap verbaasde hij vriend, vijand én zijn vrouw, een Zweedse die zoals zoveel van haar landgenoten niets wist van de Sami-cultuur in Lapland. “Er heerst onverbloemd racisme van de Zweden naar de Lappen”, besefte de journalist tijdens een reportage over Lapse rendieren. Daar leerde hij ook overeen politiedienst die maar in één land voorkwam: de rendierpolitie. Zij staan centraal in zijn verstripte succesroman 'De laatste Lap'. Een gesprek met de Franse auteur, journalist en stripliefhebber/scenarist Olivier Truc.

Een heilige trommel, een bizar museum en een vermoorde rendierhoeder. Meer ingrediënten had de Franse, al sinds 1994 in Stockholm residerende journalist Olivier Truc niet nodig voor zijn debuutroman De Laatste Lap. Dat die intrigerende misdaadroman uit 2012 een wel heel apart, zo goed als onbekend onderwerp bevatte, was wel duidelijk, maar dat het een Europese bestseller zou worden en in geen tijd in twintig talen verscheen? “Neen, dat had ik echt nooit verwacht,” geeft de 59-jarige Fransoos toe op het terras van een cafeetje in de Parijse wijk Le Marais.
Dat hij die dag nog eens zijn thuisstad bezoekt, is geen toeval. Vlak na het interview heeft hij verderop in een ander arrondissement een meeting met een producer over een mogelijke verfilming van zijn bestseller. En met zijn uitgever moet hij later die week nog het vijfde deel van zijn romanreeks over de rendier­politie bespreken.
De rode draad in zijn debuutroman — en nu ook graphic novel: een moordmysterie in het Hoge Noorden, meer bepaald in Kautokeino, Centraal Lapland, waar vlak voordat de zon het na veertig dagen van de duisternis eindelijk weer kan winnen van de poolnachten, een heilige sjamanentrommel wordt gestolen. De ene verdenkt de protestantse fundamentalisten, de andere wijst met de vinger naar de Samische nomadengemeenschap. Wanneer kort daarop ook een rendierhoeder wordt vermoord, komen Klemet Nangoin en zijn jonge, vers van de politieacademie afgezwaaide collega Nina Nansen in actie. Wat volgt is een ietwat aparte thriller, te meer omdat het duo tot de weinig bekende, zogenaamde rendierpolitie behoort. Hun functie mag hen dan helpen dieper door te dringen in de Sami-gemeenschap, maar in Kautokeino houdt niemand van onruststokers of oude verhalen. En dus wordt het duo op alle mogelijke manieren gedwarsboomd. Ook door collega’s...

De Sami
Voor Truc zelf was de Sami-gemeenschap lange tijd een ver-van-zijn-bed how. In zijn woorden: “Ik wist nagenoeg niéts
over dat ­nomadenvolk.”
Pas drie jaar na zijn verhuis naar Zweden bezocht hij Lapland een eerste keer.
“Ik schreef er het meest over het Scandi­navische model, maar voor de Franse media waren de Scandinavische landen niet bepaald ‘hot’ nieuws, dus ik had veel vrije tijd en reisde vaak. Zo belandde ik in Lapland. Al van de eerste keer dat ik het bezocht, hield ik ervan. Vooral dan dankzij de natuur, want van de Lapse cultuur wist ik toen nog niets.
Maar even later gaf Le Monde me als correspondent de opdracht te schrijven over de oprichting van het Sami-parlement. Zo leerde ik dat de Sami-gemeenschap zich uitstrekt over Scandinavië en Rusland. Zo’n 50.000 van hen wonen in Noorwegen. In Zweden zijn er dat 20.000, in Finland zo’n 6.000 en in Rusland amper 1.800. In de drie Scandinavische landen beschikken ze tegenwoordig over een Sami-parlement, bedoeld om hun cultuur te monitoren en te bevorderen, en op te treden als een administratieve autoriteit op het gebied van de rendierhouderij. Ik trok naar verkiezingskantoren opgericht voor Sami die woonden aan de noordelijke Zweedse grens en interviewde er enkele jonge studenten die afkomstig waren van een rendierhoederfamilie. Wat ik er hoorde, verbaasde me. Eén studente vertelde me hoeveel moeilijkheden haar broers — allen rendierhoeders — het er hadden met land­eigenaars, terwijl ook de Zweden zelf hen als minderwaardig beschouwden. De Zweedse bevolking hield niet van de Sami-cultuur, zei hij vlakaf. Lapland en de Sami, zo wist hij, dat was voor de rest van Zweden niet meer dan één grote sneeuwvlakte. Dat heeft me de ogen geopend.”
Truc was getriggerd door al die nieuwe informatie en trok op aanraden van de studente naar haar broers. “Zo is alles gestart,” grijnst de journalist. Een jaar nadat zijn eerste stuk over de verkiezing van het Sami-parlement was verschenen, ontmoette hij het tweetal. “Maar naast de rendierhoeders trok ik natuurlijk ook naar de landeigenaars.
Pas toen begreep ik: Lapland en de Sami zitten tot aan hun oren in diepe shit. Het Scandinavisch model waarover ik zo vaak berichtte en wat als voorbeeld diende voor zovele Europese landen, vertoonde enkele zware gebreken. Goed, de Zweden leefden comfortabel, er ging veel geld naar het onderwijs of zelfs naar de mensen in het Amazonewoud. Maar hun eigen Sami-mensen? Die behandelden ze als — excusez le mot — stront. En zo begon ik steeds meer over de Sami te schrijven. Geïntrigeerd. Nieuwsgierig. En met veel verbazing.”
Troc kaart het Statens institut för rasbiologi aan in Uppsala. Dat door de staat opgetrokken Instituut voor Raciale Biologie voerde sinds 1920 onderzoek uit naar wat ze de “inferieure” Sami-gemeenschap noemden. “Ze maten toen de schedels van de Sami en concludeerden dat ze een soort hondenras waren. Europeanen, zo stelden de vooraanstaande onderzoekers er, waren superieur. In 1950 werd het de Sami zelfs verboden hun eigen taal te spreken, terwijl ze jaren eerder al hun religie niet mochten beleven. (benadrukt) Dat alles onder toezicht van de staat. ‘Ras’ was belangrijk voor de Zweden.”
Veel Zweden kennen die historiek niet, meent Truc. “Of ze willen het niet weten, wat eigenlijk nog veel erger is. Heel wat van de vrienden die ik hier maakte, weten niets of zeggen niets te weten over de Sami. Ze gaan er op vakantie voor de natuur, maar hun kennis van hun cultuur is vaak onbestaande. Mijn vrouw is weliswaar van Noord-Zweden — niet van Lapland, trouwens — maar tot mijn eigen verbazing wist ook zij niets over de Sami-cultuur. De kerk doet zijn best om verantwoordelijkheid om te nemen, en de media schrijft er tegenwoordig net iets vaker over. Maar het is en blijft een heel gevoelig onderwerp. Een pijnpunt en een donkere vlek in hun geschiedenis, zelfs. Tegelijk kan je stellen dat Zweden sinds begin jaren 1990 een racistische politiek tegenover de Sami voert. Dat zet je toch aan het denken.”

Rendierpolitie
“Mijn eerste artikel was een fantastische invalshoek om het falende Scandinavische model, het racisme en de
miscommunicatie tussen de Zweden en Sami aan te kaarten,” blikt Truc terug.
In de artikelen die volgden, dook almaar vaker ook de rendierpolitie op. “Als journalist tracht je altijd nieuwe invalshoeken te vinden. Dat lukt niet altijd, dus blijf je de klassieke thema’s opvolgen. Maar toen ik oog in oog stond met rendierpolitielui wist ik meteen: dit is het. Dit was het onderwerp waar ik me in wou vastbijten.”
Al bleef het begrip ‘rendierpolitie’ lange tijd vaag en ongrijpbaar. “Wat wás dat in godsnaam, zo’n rendierpolitie? Eerlijk, ik had er nog nooit van gehoord.”
Die gemeenschap toonde zich eerst ook nogal terughoudend, kaart hij aan. “Maar over de maanden en jaren heen gingen bij elk gesprek met hen mijn pupillen steeds wijder staan.”
Hij heft het vingertje. Truc heeft iets op te biechten. “Mijn research in De Laatste Lap klopt, maar ik loog met de bewering dat de rendierpolitie ook in Finland en Zweden actief is. Dat klopt niet. Ze bestaan enkel in het Noorse Lapland.”
Een streepje historiek volgt. “Zij ontstonden in 1949 in Noorwegen. Toen tijdens de Tweede Wereldoorlog de Duitsers het land bezetten, werd er veel vernietigd. De mensen waren er hongerig, maar er was niets te eten. Dus stalen ze rendieren om te overleven. De Noorse Sami waren dat zo beu dat ze een rendierpolitie hebben opgericht.
Vandaag patrouilleren ze in het Hoge Noorden en zorgen ze dat het tussen de zowat 200.000 rendieren, hun houders en de landeigenaars niet rommelt. De ‘diplomaten van de toendra’ worden ze genoemd. Hun hoofdactiviteit is het conflictvermijdend optreden.” Al zijn hun verantwoordelijkheden in die zeventig jaar flink uitgebreid. “In De laatste Lap onderzoeken ze een moord. Dat is geen fictie. Ze hebben dezelfde functies als de gewone politie. Als je te snel rijdt, houden ze je tegen en beboeten ze je. Als ze een moordonderzoek willen openen, kan dat ook.”
Truc bundelde in 2012 al zijn opgedane ervaringen in Lapland om een misdaadroman te schrijven. Dat werd Le dernier lapon, uitgegeven door het Parijse Éditions Métailié (bij ons uitgegeven door Signatuur als Veertig dagen zonder schaduw, nvdr). Tot zijn grote verbazing werd het een bestseller en verscheen het in twintig talen. De laatste vertaling, in het Japans, verbaasde hem nog meer. “Omdat men uitgerekend daar interesse vertoonde in zoiets als de rendierpolitie,” zegt hij. “Straf dat een roman met zo’n eigenaardig, onbekend thema zoveel succes kent. Het boek veranderde mijn leven ook. Ik reisde rond als schrijver. Van boekenfestival naar boekenfestival. Ik bleef al die tijd wel journalist, al bleek die combinatie in de jaren nadien steeds moeilijker te worden omdat ik voor de vervolg­romans op De laatste Lap zoveel ­research deed.”
In 2016 brak hij daarom met Le Monde als vaste correspondent voor Scandinavië. “Le Monde vroeg me wel nog of ik als backup zou fungeren. Dat aanvaardde ik, want het ging om slechts enkele keren per jaar.”
Intussen maakte hij met een Frans productiehuis een documentaire over de Noorse rendierpolitie (de volledige documentaire is te zien op YouTube, nvdr). “Daarin volgden we hun patrouilles een jaar lang. Ik heb er uiteraard weer veel van opgestoken. Research voor mijn romans die een soort vervolg op De Laatste Lap waren, zeg maar.”
Hij grijnst. “Ja, je mag gerust zeggen dat ik bij de Sami en de rendierpolitie ben blijven hangen. Een beetje obsessief, misschien. Maar dit is zo’n boeiende cultuur. Slechts tien procent van de Sami werken met rendieren, de andere negentig procent werkt in restaurants of shops, of is dokter of schrijnwerker. In het straatbeeld herken je ze amper, in romans en de media komen ze amper voor. Net dat maakt het een bijna ondoordringbare, geheimzinnige gemeenschap die bijna onzichtbaar is voor de buitenwereld.”

Lobbyisten
Of de Zweden blij waren met De laatste Lap en de vervolgen erop die telkens weer, direct of indirect, de Sami-cultuur tegenover de Zweedse politiek zetten? “Velen hielden er niet van, begreep ik. Maakt me niets uit, hoor. Dankzij De laatste Lap kregen mensen — ook de Zweden die het wilden horen — stilaan inzicht in de worstelingen van de Sami in hun eigen land. Dat is het belangrijkste. Ook de Sami onthaalden het daarom positief. Velen nodigden me intussen uit om hun verhaal te vertellen, wat ik als zeer aangenaam ervaarde.”
Momenteel schrijft Truc aan de vijfde roman uit de serie. “Een van de thema’s daarin is dat de Sami nog ver weg staan van een erkenning door de overheid, laat staan specifieke rechten voor die gemeenschap te erkennen.” Op de vraag waarom haalt hij zijn schouders op. “Gelobby”, klinkt het kort en droog. “De mijnbouw en houtkapindustrie is er enorm. Het maakt van Zweden een rijk land. Hat laatste decennium zijn ook de windturbine-industrie en het toerisme er toegenomen. Ook daar zijn de lobbyisten erg actief. Het is allemaal eigenbelang, er vloeit bijna niets door naar de Sami, die zo goed als niets hebben.” Hij herhaalt, voor de derde keer die dag, dat je met pure fictie toch thema’s in de kijker kan zetten. En dat dat hem goed doet. “Het is het beetje journalist in me dat spreekt, vermoed ik”, glimlacht hij bescheiden.

Hoe de Sami recent een wig dreven tussen Noorwegen en Rusland
In de Vlaamse en Nederlandse media horen we bijzonder weinig over de Sami en hun rendieren. Dat veranderde echter in september 2023 toen Rusland een forse factuur stuurde naar Noorwegen omdat een groep van 42 rendieren aan de verkeerde kant van de grens grassen en mossen hadden opgevreten en — dixit Rusland — het hoefgetrappel van kuddes rendieren — geen wilde dieren — ervoor zorgde dat de bodem makkelijker erodeerde. Via camera’s had men daar eerder opgemerkt hoe de dieren via een bevroren rivier in het buurland terechtkwamen, meer specifiek in het natuurreservaat Pasvik Zapovednik in de Moermansk-regio.
“Dit is arrogantie en een gebrek aan respect voor natuurbescherming en de belangen van een ander land,” zo stelde Rusland, die meteen een stevige compensatie eiste van de Noorse regering: 4.400 euro per grensoverschrijdend rendier.
De rendierherders — allen Sami — werden met de vinger gewezen. Al zo’n 9.000 jaar hoeden ze er de rendieren in het Noorse deel van Lapland. Momenteel wordt hun aantal op 220.000 geschat. De afspraken tussen beide landen om de dieren niet zonder meer de grens te laten oversteken, gelden al langer. Om die reden werd er sinds 1954 ook een 150 kilometer lang hek tussen de landen opgetrokken.
In het verleden werden zulke foutjes in der minne geregeld. Sinds de invasie van Oekraïne is daar geen sprake meer van en worden oude officiële afspraken tussen zowel de Noorse, Finse als Russische natuur­agentschappen inzake vergoedingen van grensoverschrijdende rendieren koudweg aangerekend. Het Noorse Ministerie van Landbouw trok alvast 500.000 euro uit om zo’n 7 kilometer van het hek te herstellen. Alle 42 rendieren werden afgeslacht omdat werd gevreesd dat de dieren dezelfde fout zouden maken.

Vriendschap met Sylvain Runberg
Truc heeft een speciale band met strips en moest niet lang nadenken toen auteurs Toni Carbos en Javier Cosnava hem vroegen of ze zijn De laatste Lap mochten verstrippen. Hij spreekt over zijn vriendschap met de in Doornik geboren scenarist Sylvain Runberg, bekend van titels als Orbital, Hammerfall, Millennium, Het Rijk, Outlaw,... “We zijn bijna buren, wonen in Stockholm op vijf minuten van elkaar. We begrijpen elkaar goed. Ik was als kind al verslingerd aan strips, maar ik had nooit gedacht dat ik ook een stripscenarist zou worden. Dat is de verdienste van Sylvain, het was hij die voorstelde om de handen in elkaar te slaan.”
Tien jaar geleden verscheen de stripvrucht van hun eerste samenwerking: Infiltrés, een thrillertweeluik over een extreemrechtse organisatie. Enkele jaren later belandde een nieuw striptweeluik in de rekken: On Est Chez Nous. Ook daarin werd de handel en wandel van een extreemrechtse groepering onder de loep gelegd nadat ze in een klein Provençaals Frans dorpje het stadhuis veroveren. En dan zijn er nog de apocalyptische reeksen Les Exilés de Mosseheim en La Source. Voor alle vier de titels werkten Runberg en Truc als een scenaristenduo.
“Het zijn niet bepaald strips voor iedereen”, benadrukt hij. “Infiltrés schreven we bijvoorbeeld na de aanslag van Anders Breivik in Noorwegen in 2011, toen hij binnendrong op het eiland Utøya op een zomerkamp van de jeugdafdeling van de sociaaldemocratische Noorse Arbeiderspartij en er 77 mensen vermoordde. Ik heb die rechtszaak toen als journalist van nabij gevolgd en ben extreemrechtse groeperingen blijven volgen. Ik denk dat het schrijven van dat soort strips een manier is om andere lezers te bereiken dan de lezers van pakweg Le Monde. Zo simpel is het. Fictie is ook een goede manier om zulke thema’s aan te kaarten. Ik hou er wel van.”
Dat zijn gezin hem er vaak op wijst of het niet beter is “makkelijkere” onderwerpen aan te snijden, zegt hij. Of dat nu strips, romans of journalistieke artikelen zijn. Maar daar wil hij niet van weten. “Ik hou van thema’s die niet eenvoudig zijn, niet meteen zwart-wit zijn. Als journalist zoek ik verhalen met originele invalshoeken. Ik denk dat mijn drive er altijd al uit bestond om niet als een kuddedier op te treden. Wellicht daarom dat ik ervoor koos freelance­journalist te blijven. Ook al stroomt het grote geld zo niet binnen en betaal ik daar als freelancer een prijs voor, toch heb ik op die manier veel vrijheid verworven om te schrijven over wat me interesseert.” Hij grijnst. “Het is soms knokken, maar ik ben een gelukkig man, jazeker.”

Interview vriendelijk ter beschikking gesteld door Filip Troch



Interview